
Het vierde hoofdstuk gaat over mensen.
De mens ontstond ongeveer 200.000 jaar geleden. We behandelen het ontstaan van de mens als een nieuwe threshold, omdat we nieuwe vormen creëren. Wat de mens zo verschillend maakt ten opzichte van de andere diersoorten, is dat de mens machtige breinen heeft. --> Mensen kunnen met elkaar communiceren.
Mensen immigreerden naar andere plekken op de wereld in andere omgevingen en milieus en daarvoor hadden ze collectief leren nodig voor aangepaste strategieën, omdat ze nooit kwamen in andere omgevingen en andere milieus. Mensen hadden ongecontroleerd gebruik van vuur. Mensen hadden kleren. Ze hadden kunst en ze hadden ook talen, waarmee e konden communiceren. Hierdoor werd kennis ontwikkeld.
De ingrediënten voor deze threshold zijn krachtige hersenen en nauwkeurige en veelzijdige symbolische taal, om met elkaar te kunnen communiceren, zodat er van elkaar geleerd kon worden. Hierdoor kon de kennis worden ontwikkeld.
De Goldilock Conditions zijn interacties tussen individuen en tussen gemeenschapen.
Samen zorgden ze voor een nieuwe soort: de homosapiens (de mens), die collectief leren gebruiken om op een nieuwe manier met elkaar in contact te komen, die aan hun omgeving aanpassen zonder genetisch te veranderen en die informatie geven van generatie op generatie.

Na de laatste ijstijd besloten veel mensen te blijven zitten in plaats van te migreren. Met behulp van hun geleerde kennis uit de omgeving begonnen mensen te experimenteren met de landbouw, wat leed tot een revolutie. De landbouw produceerde een overschot aan voedsel, waardoor anderen nieuw werk konden doen. Samenwerkingen werden divers, de bevolking explodeerde en collectief leren bloeide.
De eerste steden ontstonden door de Agrarische civilisaties, doordat maatschappijen met simpele boerderijen begonnen, die meer complex werden door de toename van de voedselproductie.
Door boerderijen (1.000 jaar t/m 5.000 jaar geleden) zijn de populaties van de mens tien keer gestegen. Boeren begonnen te verspreiden. Op hetzelfde moment ontwikkelden nieuwe en meer productieve manieren van boerderijen. Ze begonnen boerderijen te bouwen, wat ze vroeger niet konden. Steden ontstonden door het ontstaan van onafhankelijke samenlevingen, omdat ieder iets anders produceerde, wat een ander weer nodig had.
Door de groei van de steden, strekten ze toenemend naar elkaar toe. Handel en conflicten stelden eensalleenstaande populaties bloot voor variatie van cultuur, religie, filosofie, taal en technologie, evenwel als een aandoening. Afro-Eurazië maatschappijen beheersten snel de rest van de wereld en dat leed naar de moderne revolutie, die volgde.
Beschavingen breidden uit, omdat ze een staat, met alle complexiteiten, wilden onderhouden, net als een snelle [populatiegroei, infrastructuur die werd gesupport, net als grotere gemeentes, die best duur waren.
Voor het overleven moesten ze kijken naar andere populaties om hun eigen binnenlandse kosten en krimpende middelen te neutraliseren.
De ingrediënten zijn toenemende menselijke gemeenschappen. Ook kennis over het milieu, opeenhopend door collectief leren over vele generaties.
De Goldilock Conditions zijn warmere klimaten na de laatste ijstijd, wat de snelle toename van planten en dieren in vele regio's in staat stelt. Toenemende concurrenties voor hulpbronnen, wat voedermachines dwingt om manieren te vinden om de productie van hun eigen milieu toe te nemen.
Samen zorgden ze voor de temming van planten en dieren, wat leed tot de verhoging van de toegang van voedsel- en hulpbronnen. Ook zorgden ze voor dorpen, steden en agrarische civilisaties, wat leed tot het voortbrengen van nieuwe sociale systemen en complexe infrastructuren. Dit stelt snelle versnellingen van collectief leren en juist betere innovaties (veranderingen).
Maak jouw eigen website met JouwWeb