Threshold 2 en threshold 3 gaan vooral over sterren, het verlichten van sterren en nieuwe chemische elementen.

De ingrediënten voor threshold 2 zijn waterstof en helium. Ook zwaartekracht. De Goldilock Conditions zijn kleine variaties in de dichtheid van stof door het universum. Samen zorgen ze voor ''Hot Spots''. Dat zijn plaatsen in het universum waar er genoeg energie en stof is om nieuwe Goldilock Conditions te creëren.  Hierbij ontstaan er ook nieuwe structuren, zoals sterren, melkwegen, clusters en superclusters.

De ingrediënten voor threshold 3 zijn verouderende en stervende sterren. Ook heel hoge temperaturen. De Goldilock Conditions zijn sterren die opraken van waterstof als brandstof. Dit zorgt voor het produceren van elementen, even zwaar als ijzer door nucleaire fusie. Ook grote sterren die botsen. Dit zorgt voor een supernova met de staat om de meeste elementen van het periodiek systeem te smeden. Die elementen worden verstrooid als ze exploderen. De ingrediënten en de Goldilock Conditions samen zorgen ervoor dat de scheikunde als het ware is geboren. 92 elementen, die elk zijn eigen structuur en eigenschappen heeft. Ze zijn verspreid en verstrooid door het universum. Daar combineren verschillende elementen met elkaar tot nog grotere en complexere moleculen. 

Voor het maken van elementen had je hele hoge temperaturen nodig. Die hoge temperaturen waren alleen in verouderende of stervende sterren te vinden. 

Koolstof was een heel belangrijk element, waar wij veel aan te danken hebben als menszijnde. Het leven bijvoorbeeld, ontstond doordat koolstof in staat was om met een ander element te gaan combineren. Zonder koolstof zouden er bijvoorbeeld ook geen sterren, ruimtestof en geen planeten zijn die in het niets zweven. 

Het periodiek systeem is te danken aan Mendelev, een Russisch scheikundige. Hij is de grondlegger van het periodiek systeem. 

Het spectrum van zichtbaar licht is belangrijk voor sterren. 

De meeste sterren zijn te vinden in de hoofdreeks. De koudste ster is Mira met een temperatuur van 3000 graden Celsius en de heetste ster is de ster Algol met een temperatuur van wel 20.000 graden Celsius. 

Een belangrijke vraag is: Hoe oud is de zon? Door het bestuderen van de rots rubidium zijn wetenschappers er achtergekomen dat de zon 4.5 miljard jaar oud is. 

Ik vind het lezen over het ontstaan van sterren niet zo heel interessant. Wel vind ik het ontstaan van het periodiek systeem interessant, omdat Mendelev (de grondlegger van het periodiek systeem) er een droom van heeft gezien en de volgende dag het periodiek systeem heeft gemaakt. Ik weet niet of dat verhaal klopt, maar het lijkt me wel heel grappig. Het werken ging wel goed, hoewel ik nog steeds wel moet leren hoe ik beter kan samenvatten. Ik vind alles gelijk belangrijk, waardoor ik dus ook alles opschrijf. Voor de rest ging het werken wel goed en heb ik zeker meer geleerd over brede onderwerpen die met sterren te maken hebben. 

 

De tweede Threshold gaat over het ontstaan van sterren. De ingrediënten voor het onttstaan van sterren zijn waterstof en zwaartekracht. De Goldilock Conditions zijn kleine variaties in de dichtheid van de stof door het universum: het stelt zwaartekracht in staat om stof samen te trekken in toenemende, dichte wolken, die warmer worden als ze vormen. Ook zijn de Goldilock Conditions dat de temperatuur boven de tien miljoen graden Celsius is: dit zorgt voor een sterke kernkracht om protonen te fuseren en grote hoeveelheden van energie vrij te laten. Dit bij elkaar zorgt voor 'Hot spots': dit zijn plaatsen in het universum waar er genoeg energie is en genoeg stof om hele nieuwe Goldilock Conditions te creëren. Ook ontstaan er nieuwe structuren, zoals bijvoorbeeld sterren en clusters. 

Dit is de infographic die ik heb gemaakt over de levensloop van de sterren:

 

Sterren:
Na threshold 2 had het universum heel veel sterren, maar het meeste van de ruimte was nog steeds koud, donker en vooral leeg. Het universum bestond bijna alleen maar uit de atomische stoffen waterstof en helium. Dit waren lichte gassen. Een van deze gassen was totaal bewegingloos. Het was onmogelijk om er iets interessants van te maken. Het universum had meer chemische elementen nodig. Dit is het werk van thresold 3.

Het maken van nieuwe elementen, betekende het fuseren van protonen en neutronen. Hiervoor had je hele hoge temperaturen nodig, die alleen in grote sterren, die ouder werden of stierven, te vinden waren. Alleen zij hadden de beste Goldilock Conditions voor threshold 3.

Grote sterren hebben zoveel massa, dat ze enorme druk en temperaturen kunnen veroorzaken. Deze temperaturen worden zelfs hoger, als ze geen waterstof meer hebben. Wanneer dit gebeurt, stopt het fuseren in het midden van de ster en stort de ster in elkaar. Als de ster groot genoeg is, dan is de instorting enorm, dat er hele hoge temperaturen worden gevormd. Zo, dat heliumkernen in koolstofkernen fuseren. Zo worden er nog meerdere elementen als Silicium, stikstof en ijzer gevormd. Als het echt een hele grote ster is, dan zal het sterven in een supernova. Dat is een explosie, zo warm en zo energievol, dat het voor een tijd al seen melkweg zal gaan schijnen. Het zal genoeg warmte produceren, dat het al de andere elementen van het periodiek systeem zal vormen. De supernova zal deze elementen de melkweg in verspreiden. —> We hebben nu een universum met vele verschillende elementen. Oftewel: de scheikunde is geboren! (New Complexity)

Veel verschillende elementen ontstonden dus door sterren. In de fotosfeer, de diepste laag van de atmosfeer van de zon, is het er 5800°C, maar in de kern van de zon is het er wel liefst 15.000.000°C. In de kern van de zon is het wel 40.000 keer warmer dan het koken van water. Voor bijvoorbeeld het verkrijgen van koolstof hebben we wel 200.000.000°C nodig om zes protonen tegen elkaar te laten inslaan. Nog grotere temperaturen hebben we nodig voor het verkrijgen van ijzer, dat wel 26 protonen bevat. We hebben dan wel temperaturen nodig van 3.000.000.000°C om 26 protonen tegen elkaar te laten inslaan. De vraag is dan: waar vind je zulke temperaturen als 3.000.000.000°C? Het antwoord is: in stervende sterren.

Sterren zijn met 90% van hun leven bezig met het fuseren van waterstofkernen in heliumkernen. Maar wat als ze van brandstof opraken? Het centrum van de ster stopt dan met het ondersteunen van de hele ster, zwaartekracht meemt het over en de ster stort in. Deze instorting creëert heel hoge temperaturen. De hoogte van de temperatuur ligt aan hoe groot de ster is, hoeveel een ster bevat en hoe groot de zwaartekracht is. Een kleine ster heeft niet veel druk op de centrum van de ster, het verbrandt waterstof langzaam over miljarden jaren in lage temperaturen en het leeft een heel langzaam leven. Wanneer een kleine ster sterft (en dus van brandstof opraakt), zal het langzaam vervagen, net als een stervende kampvuur. Verder gebeurt er niks meer interessants. Grotere sterren zijn meer interessant: ze creëren hoge temperaturen in de kernen, verbranden waterstof gevaarlijker en wanneer ze van waterstof (brandstof) opraken, storten ze in elkaar, wat zorgt voor heel hoge temperaturen als 200.000.000.000°C. Dit zorgt voor het ontstaan van koolstof, omdat de zes protonen op die temperatuur tegen elkaar kunnen inslaan. Wanneer sterren van helium opraken, zal het koolstof in neon fuseren op 1.000.000.000°C. Door allerlei instortingen, nieuwe fusieprocessen, die allemaal sneller en sneller verlopen, fuseert de grote ster neon in zuurtstof en zuurstof in silicon en uiteindelijk op 3.000.000.000°C fuseert het silicon in ijzer.


Een ster, die 25 keer meer massa bevat dan de zon, zal de waterstof in de kern in enkele miljarden jaren uitputten, zal helium voor 500.000 jaren verbranden en als de kern doorgaat met het samentrekken en de temperatuur doorgaat met stijgen, zal koolstof voor 600 jaar verbranden, zuurstof voor zes maanden en silicon voor één dag.


De centrum van de ster is een laag van allerlei elementen.


Alle overige elementen zijn ontstaan uit exploderende sterren. Wanneer een grote ster de kern met ijzer vult, stort het in en explodeert de ster. Dit zorgt voor hele hoge temperaturen. Deze explosies worden supernova genoemd. Dit is een explosie van een grote ster aan het einde van zijn leven. De explosie van een supernova kan in een week wel een hele melkweg creëren. Waar de dode ster is en waar de supernova dus was, is er een wolk, die alle elementen van het periodiek systeem bevat. Het drijft uit in de ruimte.
We begonnen dit universum met alleen waterstof en helium. Nu hebben we alle elementen uit het periodiek systeem, maar het universum bestaat toch voor 98% uit waterstofatomen en heliumatomen. Al de overige elementen zijn maar 2% van het hele universum, maar zonder al die overige elementen, zouden wij allemaal niet bestaan.

Wel 100.000.000 jaar geleden, fuseerden waterstof en helium met elkaar, doordat zwaartekracht meehielp. De druk werd alsmaar groter en groter en uiteindelijk ontstonden verschillende elementen, zoals: lithium, berilium, borium en koolstof. Na ongeveer 600.000.000 jaar geleden, na de oerknal, groepeerden koolstof en zijn broertjes en zusjes en miljoenen sterren in een jonge melkweg. Hier volgden meer en meer sterren en uiteindelijk ontstond de plek, waar wij wonen, de aarde. Ongeveer 5.000.000.000 jaar geleden stortte een grote ster in, die meer koolstof en andere elementen het universum in verspreidde, wat zorgde voor de formatie van onze zon. Voor ongeveer 99% koolstof is als het ware vroegtijdig verklaard en bevindt zich in de warme zon. Met alle andere elementen zorgde koolstof voor de vorming van de aarde in miljoenen jaren.

 

koolstof:
De Hadeïcum (eerste geologisch tijdperk in de geschiedenis van de aarde) was een troep: de aarde werd gebombardeerd door asteroïden, het zal vol met volkanen en de lucht was rood. Mettertijd zonken de zware elementen als ijzer en nikkel naar de kern van de aarde, terwijl lichte elementen als koolstof juist omhoog kwamen en door vulkanen als gas de lucht in werden verspreid. Sommige koolstof vormde met zuurstof tot koolstofdioxide en er was er zoveel van, dat het de lucht boven het vulkanische landschap rood werd. Vastere vormen van koolstof kunnen in de dunne kosrt van de aarde gevonden worden. Koolsotf is stabiel en dit maakt het het meest flexibele element wanneer het komt tot het vormen van moleculaire combinaties van andere elementen. Koolstof vormt de sleutel van de meeste moleculaire complexiteit. Zonder koolstof zou 95% van de moleculaire combinaties niet mogelijk zou zijn geweest.

Leven ontstond, doordat koolstof klaarstond om gelijk met een ander element een combinatie te vormen. Koolstof kan gemakkelijk met zuurstof, waterstof en stikstof binden. Het is zo flexibel, dat het gebruikt kan worden om extreem lange moleculen aan elkaar vast te binden. Koolstof is overal wel te vinden. We eten het dagelijks en planten hebben het nodig om fotosynthese te laten plaatsvinden. Het proces van fotosynthese zorgde voor een extreme toename van zuurstof in de atmosfeer 2.500.000.000 jaar geleden. Andere koolstof gebaseerde bacteriën gebruikten zuurstof zijn energie voor het evolueren in meer en meer complexere vormen. --> Vissen, kikkers, leeuwen, tijgers, dinosaurussen en jij en ik. Ons leven is dus nogal te danken aan koolstof.

 

Ons lichaam bestaat voornamelijk uit 65% zuurstof, 10% uit waterstof, 3% uit stikstof en een klein beetje uit fosfor, chloor, natrium, magnesium etc. en alles is door middel van koolstof met elkaar verbonden. Industrialisatie verpsreidde zich over de wereld, voor het zorgen van een menselijk netwerk, door de mensen meer te binden aan elkaar. Ook werden meer ideeën geproduceerd en uitgewisseld. Ook versnelde de verandering. Alles te danken aan koolstof, in de vorm van kool. Met de industriële revolutie konden goederen door koolstof, goedkoper geproduceerd worden, wat geweldig was! De immense tapisserie, de bevordering en de handel van vandaag, oftewel de volgende groei van complexiteit, is allemaal te danken aan koolstof.

 

Zo te zien, is koolstof enorm belangrijk voor het leven op aarde, maar er zitten ook wel nadelen aan. Het gebruik van koolstof, zorgt ervoor, dat broeikasgassen (zoals koolstofdioxide) de atmosfeer inkomen, wat weer zorgt voor de temperatuurstijging van de aarde, doordat de warmte wordt tegengehouden door die broeikasgassen. Dit veroorzaakt nadelen voor het leven op aarde.
Koolstof is dus als het ware een zegen, maar ook een vloek tegelijkertijd. Wel was zonder koolstof bijvoorbeeld geen nieuwe complexiteit ontstaan, geen industriële revolutie, geen evolutie van alle dieren en planten. Zonder koolstof zouden er dus ook geen sterren, geen ruimtestof en geen planeten zijn, die in het niets zouden zweven.

 

Elementen:

In de jaren 1860, waren men nog maar ongeveer zestig elementen bekend. Ook zijn de atomaire massa's van deze elementen bekend voor men. Dus ze werden in volgorde van hun massa gerangschikt, maar er werd ontdekt dat de meeste significante relaties niets te maken hadden met de atoommassa. Lithium, natrium, kalium en rubidium waren extreem vatbaar voor het reageren met chloor, fluor, jood en broom. Beryllium, magnesium, calcium en strontium waren soortgelijk, maar minder actief dan de anderen. Uiteindelijk ontdekten scheikundigen, dat er wel een relatie was tussen atomaire massa's, maar het periodiek was. In de jaren 1860 waren onderzoeken gebasseerd op hun reactiviteit. De niet-reactieve edelgassen waren dus nog niet ontdekt en kwam een periode elke zeven elementen op. Indien de massa van de elementen toenemen, begint de repetitie minder periodiek te worden, ookal is het er daar, het is gewoon niet perfect. Dit, omdat sommige elementen nog niet waren ontdekt.
Verschillende groepen, die Mendelev had vastgesteld, zijn veel van dezelfde groepen, die we op de dag van vandaag studeren.

 

Aan de linkerkant (roze/paars gedeelte) hebben we de zachte, shijnende, extreem reactieve alkalimetalen. Deze zijn zo reactief, dat ze zelfs opgeslagen moeten worden in energieloze en bewegingloze gassen of oliën, om ze te voorkomen met de atmosfeer te reageren. Alkalimetalen willen niets anders dan het weggeven van een elektron om een positieve ion te vormen.
Ernaast (lichtpaars gedeelte) hebben we de aardalkalimetalen. Dit zijn reactieve metalen, maar minder reactief dan alkalimetalen. Ze vormen positieve ionen met twee positieve ladingen.


In de vierhoek (geel gedeelte) hebben we een groep van vaste, overgaande metalen. Dit zijn metalen, waaraan je moet denken aan bijvoorbeeld ijzer, nikkel, goud en platina. De meerderheid van de elementen zijn metalen: ze zijn oprecht niet-reactief, geweldige geleiders van warmte en belangrijker voor ons, ze zijn goede geleiders van elektriciteit. Ze zijn vormbaar en kunnen worden gebogen en gevormd tot objecten. Deze metalen zijn extreem belangrijk in de scheikunde, maar nog verrassender, ze zijn soortgelijk aan elkaar.


Vervolgens, een paar groepen verder (lichtblauw gedeelte), hebben we de hallogenen. Deze halogenen zijn ecxtreem reactieve gassen en vormen negatieve ionen met één negatieve lading. Ze houden ervan om te reageren met aardalkali- en alkalimetalen.


Een groep terug (het geelgroene, groene en donkergroene gedeelte (voor het lichblauwe gedeelte, inclusief waterstof)) hebben we de metalen, metalloïden, gassen en de niet-metalen. Ze eindigen niet als ionen, pas als je andere ionen op deze elementen afschiet.


Eronder (het lichtoranje en oranje gedeelte) hebben we de lanthaniden en actiniden. Dit zijn metalen, die in de dagen van Mendelev nog nauwelijks bekend waren, omdat ze zo soortgelijk aan elkaar zijn, dat het onmogelijk was om ze van elkaar te onderscheiden.


Tot slot, helemaal aan de rechterkant (het blauwe gedeelte) hebben we de edelgassen. Dit zijn niet-reactieve gassen. Ook deze waren in de dagen van Mendelev nog niet echt bekend.


Mendelev was anders dan andere scheikundigen in zijn tijd:
Hij was obsederend. Hij kende de gegevens beter dan wie dan ook. Hij verspilde zijn tijd aan een theorie, waarvan mensen dachten dat het een grap was.
Hij ontdekte, als niemand anders, dat het idee van geregelde terugkeer (periodiciteit) verstrekkende consequenties had.
Het leek dus wel alsof hij een diep geloof had in de kosmische belangrijkheid van wat hij aan het doen was, net als een religieuze fascinatie. Hij geloofde in God, maar hij geloofde ook dat georganiseerde religies, verkeerde paden waren naar de onkenbare aard van God.
Het periodiek systeem is als het ware een beeld van realiteit, een manier van begrijpen en het sorteren van het universum, zoals het bestaat. Het is niet echt blij met zichzelf, door de vorm en opbouw die het heeft. De Lanthaniden en actiniden zijn onder de rest van de elementen, omdat ze anders niet passen in het hele figuur (het hoort dus eigenlijk gewoon tussen de aardalkalimetalen en de metalloïden). Het zou ook best rond kunnen zijn, zodat de elementen (bijvoorbeeld fluor, neon en natrium , die helemaal tegenover elkaar staan, tegen elkaar konden staan (want ze verschillen toch maar een proton van elkaar).


Mendelev maakte uiteindelijk een gids voor het helpen uit te leggen van dingen aan komende scheikundigen, die in 25, 50 en 100 jaren niet ontdekt konden worden. Nadat Mendelev's zijn theoriën werden gepubliceerd en geaccepteerd, waren er drie waaroms van de wetenschappelijke gemeenschap. Mendelev negeerde het bestaan van atomen, oftewel alle dingen, die hij niet met zijn eigen ogen kon zien.
1. Het antwoord op het eerse waarom was: elektron.

 

Spectrum van zichtbaar licht:

Spectroscopie is de studie van de interactie tussen materie en elektromagnetische straling, inclusief zichtbaar licht. Astronomen gebruiken
spectroscopen om de elektromagnetische straling van sterren te meten. De spectrum van een ster is net als een vingerafdruk of een streepjescode en kan gebruikt worden om de temperatuur, de chemische samenstelling en de helderheid van een ster te begrijpen.

Dit is het visuele spectrum van licht. Het toont het volledig spectrum van zichtbaar licht. Wanneer het door een spectroscoop wordt bekeken, wordt het licht van een ster uitgespreid en op bepaalde plaatsen verschijnen donkere banden. Kijk naar de sterren hieronder. 

 

1. Iets onder het midden van
dit uitzicht op de rozet
Nebula is HD 46150, een O5V
ster. Staat in reuzen. 

 

2. Alpha Crucis is de bodem
ster in het Zuiderkruis
sterrenbeeld, en is het eigenlijk
een dubbelster. Het is een B1V-ster. Staat in de hoofdreeks. 

 

3. De Merak Star of Beta
Ursae Majoris, is een A1V-ster
gelegen in de Grote Beer
sterrenbeeld, waarvan een deel
bekend is als The Big Dipper.  Staat in de hoofdsreeks. 

 

4. Gamma Ceti, ook bekend
zoals Kaffaljidhma eigenlijk is
twee sterren. De primaire ster
heeft de classificatie van A3V,
en de zwakkere secundaire
component is F3V. De
contrasterende kleuren hiervan
maken de twee sterren Gamma
Ceti populair bij amateur
astronomen. Staat in de hoofdreeks. 

 

5. Onze Zon is een G2V-ster, a
gele dwerg. Staat in de hoofdreeks. 

 

6. Epsilon Eridani is een K2V
oranjerode dwerg, zichtbaar voor
het blote oog, en is het
dichtstbijzijnde zonachtige ster voor ons:
slechts 10 lichtjaren verwijderd. Staat in de hoofdreeks. 

 

7. Lacaille 9352 is een M0V rood
dwerg, te zwak om gezien te worden
met het blote oog. Dit is
de weergave van een kunstenaars rode
dwerg. Staat in de hoofdreeks. 


De sterren zijn dus steeds minder goed te zien, omdat het licht dus wordt uitgespreid en op bepaalde plekken donkere banden ontstaan.

De meeste sterren die we zien, staan in de hoofdreeks. Sterren besteden het grootste deel van hun leven aan deze reeks. Als de schaal naar het kwadrant richting linksboven wordt verplaatst, betekent dit dat de massa stijgt. Als de schaal naar beneden beweegt richting rechtsonder, dan daalt de massa. Sterren bewegen niet veel langs deze diagonale lijn, maar ze bewegen wel terwijl ze hun brandstof verbranden.

De heetste ster is de ster Algol en heeft een temperatuur van maar liefst 20.000 graden Celsius. Het is een blauwe, heldere, drievoudige ster in het sterrenbeeld Perseus.

 

De koudste ster daarentegen is de ster Mira en heeft een temperatuur van 3.000 graden Celsius. Het is een rode reus. De naam betekent: 'de Wonderbaarlijke', omdat de ster soms wel, en soms niet met het blote oog zichtbaar is. De ster is in het sterrenbeeld Cetus.

 

Sorteer de sterren op kleur: (vraag 1)
Blauw: Algol, Regulus en Spica. Wit: Procyon B, Sirius B, Van Maanen, Alcor, Sirius, Altair, Achemar, Vega en Mizar. Geel: Eridani, Polaris (North Star), Tau Ceti, Alpha Centauri A, Procycon en Our Sun. Oranje: Epsilon, Alpha Centauri B, Aldebaran. Rood: Antares, Barnard's Star, Betelgeuse en Mira.
Wat mij hier opvalt is, dat sterren die naar ons toekomen (en dus een blauwe kleur hebben), sterren zijn die de hoogste temperaturen hebben. De sterren die van ons weggaan (en dus een rode kleur hebben), zijn sterren met de laagste temperaturen. Hoe meer de sterren naar ons toekomen, hoe blauwer ze dus zijn en hoe hoger de temperatuur dus is. Hoe meer de sterren van ons weggaan, hoe roder de sterren dus zijn en hoe lager de temperatuur is.

Sorteer de sterren op temperatuur: (vraag 2)
Heetste- Spica 30.000°C -Regulus 20.000°C - Algol 20.000°C -Alcor 15.000°C -Sirius 15.000°C -Sirius B 10.000°C -Achemar 10.000°C -Vega 10.000°C -Altair 9.000°C -Mizar 9.000°C -Procyon B 7.000°C -Van Maanen 7.000°C -Procyon 6.500°C - Our Sun 6.500°C - Polaris 6.000°C -Tau Ceti 6.000°C -Alpha Centauri A 6.000°C -Eridani 5.000°C -Alpha Centauri B 5.000°C -Epsilon 5.000°C -Aldebaran 5.000°C -Antares 3.000°C -Bernard’s Star 3.000°C -Betelgeuse 3.000°C -Mira 3.000°C -Koelste. 
Wat mij opvalt is dat de soort ster niet veel zegt over de temperatuur van de ster. Bijvoorbeeld bij een superreus verwacht je een hele hoge temperatuur terwijl het juist een van de koelste sterren kan zijn. Ook met een witte dwerg dat bijna een van de hoogste temperaturen heeft, terwijl je dat niet verwacht. Er valt ook op dat de sterren dezelfde temperatuur kunnen bevatten.


Sorteer de sterren op helderheid: (vraag 3)
Algol: 2,12. Regulus: 1.35. Spica: 0,98. Procyon B: 10,7. Sirius B: 8,4. Van Maanen: 12,374. Alcor: 3,99. Sirius: -1,46. Altair: 0,77. Achernar: 0,445. Wega: 0,03. Mizar: 2,23. (Epsilon) Eridani: 3,73. Polaris: 2,02. Tau Ceti: 3,5. Alpha Centauri A: -0,01. Procyon: 0,38. Our Sun: -26,74. Epsilon (Eridani): 3,73. Alpha Centauri B: 1,33. Aldebaran: -2,1. Antares: 1,09. Barnard's Ster: 9,511. Betelgeuse: 0,42. Mira: 3,04.
Wat mij opvalt is dat de zon de laagste helderheid heeft. Daarom zien we de zon dus ook zo goed.

 

Sorteer de sterren op maat: (vraag 4)

Antwoord: Kleinste (gericht op straal van ster)-Van Maanen 0,00001 -Procyon B 0,001 –Sirius B 0,001 –Bernard's Star 0,001 –Epsilon 0,1 –Eridani 1 –Tau Ceti 1 –Our Sun 1 –Alpha Centauri A 1 –Alpha Centauri B 1 –Alcor 10 –Sirius 10 –Procyon 10 –Altair 90 –Algol 100 –Regulus 100 –Vega 100 –Mizar 100 –Aldebaran 100 –Mira 100 –Achemar 200 –Polaris 2000 –Spica 10000 –Antares 10000 –Betelgeuse 20000- Grootste
Wat mij hier opvalt is dat de witte dwergen de kleinste zijn en de superreuzen de grootste. Ook is er een groot verschil tussen de straal van ‘'Van Maanen’' en die van ‘'Betelgeuse’'. Zo zie je dus dat de sterren zijn ingedeeld op straal en maat en er dan ook naar zijn vernoemd.

Zijn er nog andere manieren om deze sterren te regelen?: (vraag 5)
Ja er zijn genoeg manieren, zoals op verte en op leeftijd. Maar ook dat zal de vraag brengen welke eigenschappen deze regeling zal onderscheiden.

Wat vertelt de temperatuur van een ster ons over zijn helderheid?: (vraag 6)
De helderheid (de ster zoals we hem zien) hangt niet alleen af van de afstand van de ster.
Een ster met grote helderheid hoeft niet persé dichterbij te staan dan een ster met kleinere helderheid.
Alleen daarom is het al gewenst de helderheid van alle sterren te normeren tot een standaardhelderheid: de helderheid die een ster zou hebben op een afgesproken afstand. Op die manier hangen verschillen in helderheid niet meer af van verschillen in afstand, maar van andere grootheden van de sterren. De volgende vraag is: waardoor wordt de helderheid van een ster –behalve door de afstand – nog meer bepaald?

Wat vertelt de kleur van een ster ons over zijn temperatuur?: (vraag 7)
Hoe warmer de kleuren( kleuren zoals rood,oranje, geel) hoe lager de temperatuur van de ster. Hoe koeler de kleuren(kleuren zoals wit en blauw) hoe hoger de temperatuur van de ster.


Welke andere trends en relaties merk je op van deze sterren?: (vraag 8)
Je kunt zien dat bijvoorbeeld de nummers op de sterren geen relatie hebben met de temperatuur van de sterren. Elke groepje met ongeveer de zelfde temperatuur heeft toch verschillende nummers.

 

onderwerpen over het zonnestelsel:

Op deze afbeelding zie je een aantal zonnevlekken. Het is een maat voor de activiteit van de zon: hoe meer zonnevlekken er zijn, hoe actiever de zon. Een actieve zon produceert korte explosies van ergie waarbij geladen ddeltjes vrijkomen. Als die deeltjes de aarde atmosfeer binnendringen, kunnen ze poollicht veroorzaken.

 

Dit is een zonnevlam. Het is een explosie op het oppervlak van de zon, die ontstaat door het plotseling vrijkomen van energie die wordt vastgehouden in magnetsiche velden. Door deze zonnevlam ontstaat er straling over het hele gebied van het elektromagnetische spectrum.

 

Bij deze afbeelding hoort de term: plasmawolk. Dat is een massala uitbarsting van zonnewind, ander licht isotoop plasma en magnetische velden die boven de corona uitkomen of de ruimte worden ingeslingerd. Een plasmawolk is moeilijk te onderscheiden met een zonnevlam, hoewel ze toch echt verschillend zijn.

 

Dit is de corona. De corona is de hete atmosfeer rondom de zon en andere sterren die zich uitstrekt over miljoenen kilometers. Zij is normaal niet zichtbaar met het blote oog, maar wel tijdens een volledige zonsverduistering of met behulp van een coronagraaf.

 

Dit is de aurora (poollicht). Het is een lichtverschijnsel in de aardatmosfeer. Het is vaak een lichte gloed of bestaat uit bewegende bogen, stralenbundels of gordijnen van licht: heel soms is het zelfs vlammend. Het wordt veroorzaakt door zonnewind.

 

Dit is de fotosfeer. Dat is de diepste laag van de atmosfeer van de zon. Bijna alle licht dat we van de zon waarnemen, komt uit hun fotosfeer.

Zoals hierboven beschreven, hebben veel dingen met elkaar te maken. Zo ontstaat poollicht door zonnewind en komt zonnewind boven de corona terecht, dat dus weer poollicht kan veroorzaken. Alles heeft als het ware met elkaar te maken.


Hoe oud is de zon?
Hoe weten we hoe oud de zon is? De zon is een belangrijk bron voor het leven op aarde. De zon geeft bijvoorbeeld licht, wat nodig is voor de fotosynthese op aarde. Dat zorgt weer dat de mens zijn eten krijgt van de planten.

In astronomie is het meeste onderzoek gedaan door telescopen, maar dit is niet altijd het geval. Over 40 ton van materiaal valt op elke dag op aarde en soms zijn de delen zo groot, dat ze de reis door de atmosfeer overleven en belanden op de grond van de aarde. Deze meteorieten bevatten informatie, die wij nodig hebben om de leeftijd van onze zonnestelsel te achterhalen. Door bijvoorbeeld de rotting van de stof Rubidium te onderzoeken in de meteorieten, kunnen we achterhalen hoe oud onze zon is. Dit, omdat de aarde, planeten, sterren, manen en meteorieren allemaal op hetzelfde moment zijn ontstaan en gevormd en daardoor dus allemaal even oud zijn. De rots rubidium vertelt ons dus dat de zon 4.5 miljard jaar oud is.